Nederland
Donderdag, 17 juli '25 via Railtech
Politiek
169
Webmaster
De Europese Commissie daagt Nederland voor het Hof van Justitie van de EU wegens schending van de Europese wetgeving inzake openbaar personenvervoer per spoor. Na jaren van waarschuwingen betwist de Commissie de rechtstreekse gunning door de Nederlandse regering van een spoorconcessie aan de gevestigde exploitant Nederlandse Spoorwegen (NS), zonder openbare aanbesteding.
De spoorconcessie in kwestie werd rechtstreeks gegund aan NS, een geprivatiseerd bedrijf dat voor 100% in handen is van de Nederlandse staat. Dit geeft NS het alleenrecht om tussen 2025 en 2033 treinen te laten rijden op het Nederlandse hoofdrailnet. Slechts zeer marginale andere diensten zouden mogelijk zijn onder de regels voor open toegang (zoals Arriva treindiensten tijdens nachtelijke uren), maar NS krijgt altijd het eerste (en zeer grote) stuk van de taart.
Jaren van heen en weer gepraat
Volgens de Europese Commissie is dit in strijd met EU-verordening 1370/2007, die vereist dat contracten voor openbare spoordiensten sinds december 2023 concurrerend moeten worden aanbesteed. Ondanks jarenlang overleg tussen Brussel en Den Haag hebben de Nederlandse autoriteiten de reikwijdte van de concessie niet herzien, omdat een grote meerderheid van het parlement de positie van NS hetzelfde wil houden. De Nederlandse overheid, NS en de vakbonden zijn voorstander van onderhandse gunning, omdat daarmee de betrouwbaarheid van de dienstverlening beter kan worden gewaarborgd, zo stellen zij.
In juli 2023 startte de Commissie een formele inbreukprocedure, gevolgd door een met redenen omkleed advies – een formele waarschuwing van de EU voordat juridische stappen worden ondernomen – in februari 2025. Omdat de bezwaren niet zijn weggenomen, is de zaak nu doorverwezen naar het hoogste gerechtshof van de EU.
Ondermijning van concurrentie, ‘ontduiking’ van de regels
Het komt allemaal neer op het lezen van de EU-regels voor spoorwegvervoer, die de spoorwegmarkt steeds verder hebben opengesteld. Volgens Verordening 1370/2007, gewijzigd als onderdeel van het vierde spoorwegpakket van de EU, moeten contracten zoals de Nederlandse concessie concurrerend worden aanbesteed, tenzij aan bepaalde strikte voorwaarden wordt voldaan.
Een punt van twijfelachtige wettigheid is de timing van de zaak. Er is een verbod op onderhandse gunningen op Europees niveau sinds 1 januari 2025, wat bekend is sinds de invoering van het vierde spoorwegpakket van de EU in 2016. De Nederlandse hoofdspoorwegconcessie liep af op 31 december 2024 en door de concessie voor de komende 10 jaar al in december 2023 te gunnen, zagen critici de nieuwe EU-regelgeving omzeilen.
De Europese Commissie noemde de vroegtijdige gunning een “dubieuze juridische situatie”, die volgens haar “zonder objectieve rechtvaardiging” is. Een ander argument is dat Nederland niet heeft beoordeeld of delen van het contract commercieel geëxploiteerd hadden kunnen worden door andere marktpartijen, zonder overheidscompensatie.
Openbaredienstverplichtingen mogen alleen worden opgelegd als uit een marktanalyse blijkt dat exploitanten de diensten niet zouden exploiteren zonder subsidies, aldus de Commissie. In dit geval is zo’n marktanalyse niet uitgevoerd, tot ongenoegen van de EU. Volgens de Commissie ondermijnt de Nederlandse handelwijze de concurrentie op de spoorwegmarkt, die “essentieel is om passagiers aantrekkelijkere en innovatievere diensten te bieden tegen lagere kosten, met behoud van de publieke taak.”
Concurrenten staan te popelen om de concurrentie aan te gaan
De juridische uitdaging is toegejuicht door de andere exploitanten die in Nederland actief zijn. Anne Hettinga, voorzitter van de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland (FMN) en CEO van Arriva Nederland, zei tegen zusterpublicatie SpoorPro: “We vinden deze stap van de Europese Commissie heel logisch en het besluit komt dan ook helemaal niet onverwacht.”
Eerder zei de Arriva-topman dat als Arriva de kans zou krijgen, het ‘aantoonbaar’ beter zou doen dan NS. “We hebben ooit de (regionale) lijnen waar we nu rijden overgenomen van NS. De punctualiteit en betrouwbaarheid is aantoonbaar veel hoger dan voordat we het overnamen.” FMN is een gezamenlijk initiatief van treinexploitanten die graag meer treinen zouden laten rijden – ook op het Nederlandse hoofdnet – en omvat onder meer Arriva, Transdev en Keolis, die al regionale diensten in het land rijden.
Branchevereniging ALLRAIL, die onafhankelijke exploitanten vertegenwoordigt en pleit voor meer concurrentie op het spoor, bekritiseerde eerder de Nederlandse regering voor het hebben van “extreme tunnelvisie” over haar standpunt over de hoofdspoorwegconcessie. Door de waarschuwingen van de Commissie te negeren, heeft Nederland “veel kwaad bloed gezet” in Brussel, aldus ALLRAIL.
Ook waarschuwde ALLRAIL het Nederlandse ministerie voor de mogelijke gevolgen van haar acties voordat ze het contract rechtstreeks aan NS gunde, zeggende dat het “nooit de toets van wettigheid zou doorstaan bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg”.
De mogelijke gevolgen
Europese juridische zaken worden nooit snel opgelost, en dit is geen uitzondering. De voorbereiding van de zaak kan meer dan een jaar in beslag nemen en ook de zaak zelf kan zich voortslepen. Volgens de statistieken van 2024 van het EU-Hof duurt het gemiddeld 16,1 maanden om een zaak op te lossen – en dit lijkt zeker niet op een gemiddelde zaak.
De tijd zal leren of het EU-Hof de Commissie of de Nederlandse regering gelijk geeft, maar wat gebeurt er als de NS-concessie onwettig wordt geacht? Als het EU-hof Nederland in het ongelijk stelt, zouden de gevolgen wel eens duur kunnen uitpakken, zoals zelfs het Nederlandse ministerie van Verkeer en Waterstaat eerder al toegaf. De Nederlandse overheid kan een boete tegemoet zien van minstens 3,8 miljoen euro – en zonder maximum, zei de voormalige Nederlandse staatssecretaris van Infrastructuur Vivianne Heijnen. Bovendien kan een boete worden opgelegd variërend van 4.170 euro tot maximaal 250.200 euro per dag.
Het is niet de eerste keer dat een rechter zich over de zaak buigt. Het geschil is al eerder voor de Nederlandse rechter gebracht, maar zonder definitieve uitspraken. Zo zei de rechtbank in Den Haag dat ze niet bevoegd was om te oordelen over de onderhandse gunning van de hoofdrailnetconcessie door de Staat aan NS.
De langlopende saga is nu de volgende fase ingegaan, nu Europese rechters zich over de zaak zullen buigen. Hoewel de EU al eerder problemen met overheidscontracten in andere landen heeft gesignaleerd, springt deze zaak eruit omdat het bijna het hele Nederlandse spoornetwerk (95%) betreft, waardoor het een van de grootste zaken in zijn soort is.